menu

Niet om vrede te brengen, maar om oorlog te voeren. De achtergrond van het Europese project.

Niet om vrede te brengen, maar om oorlog te voeren. De achtergrond van het Europese project.

Vandaag precies 67 jaar geleden werd de EGKS opgericht - de voorloper van de huidige Europese Unie. Nog altijd wordt de ware reden van oprichting verbloemd met een zoetsappig discours over "vrede". Lees hier het echte verhaal.

In discussies over de Europese Unie (EU) wordt op enig moment altijd naar voren gebracht dat het uiteindelijk allemaal zou gaan om ‘vrede’. Vanwege het bestaan van soevereine natiestaten zou Europa in twee rampzalige oorlogen zijn gestort die vervolgens de hele wereld naar de afgrond leidden; en slechts door natiestaten te vervangen en hun soevereiniteit te doen opgaan in een supranationale organisatie zou herhaling daarvan sinds 1945 zijn uitgebleven. 

De waarheid is volstrekt anders. Het Europese project werd niet gestart ten behoeve van ‘vrede’. Om te beginnen was er al vijf jaar vrede toen in 1950 besloten werd de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) op te richten. Maar überhaupt waren geen van de hoofdrolspelers in werkelijkheid bezig met ‘verzoening’ of ‘verbroedering’. De beslissende stappen richting Europese eenmaking werden gedaan in verband met de beginnende Koude Oorlog. Het doel van de nieuw op te richten supranationale organisatie was het smeden van een militair, politiek en economisch blok onder eenvormig en postdemocratisch bestuur, zodat weerstand geboden zou kunnen worden aan de Sovjetunie.

Vergeet niet dat de strategische positie van Rusland in 1945 sterker was dan zij op enig moment sinds het verslaan van Napoleon in 1814 en de intocht van tsaar Alexander I in Parijs was geweest. Het Westen moest een antwoord formuleren op deze geopolitieke en ideologische dreiging. Aangezien niemand op dat moment kon voorzien dat het uiteindelijk om een ‘koude’ (in plaats van een ‘warme’) oorlog zou gaan, werden voorbereidingen getroffen voor een militair treffen met de voormalige bondgenoot. Vooral de Verenigde Staten waren vastbesloten dit te doen via een Europa dat militair, politiek en economisch was verenigd.

De eerste poging om dit voor elkaar te krijgen verliep via het zogeheten ‘Marshallplan’ uit 1947. Als voorwaarde voor de aangeboden wederopbouwfondsen dienden de Europese landen in te stemmen met het opgeven van soevereiniteit via economische integratie. Het plan werd door het Amerikaanse Congres geloodst als essentiële maatregel om de Sovjetdreiging een halt toe te roepen – anticommunisme was veel relevanter voor de Amerikanen dan de humanitaire aspecten waar het Marshallplan tegenwoordig bekend om staat.[2] Die geopolitieke agenda verklaart ook waarom het Marshallplan door de Sovjetunie zo vijandig werd ontvangen. Zo waarschuwde de Russische minister van Buitenlandse Zaken Vyacheslav Molotov na afloop van de Tripartite conferentie van Groot-Brittannië, Frankrijk en de USSR in Parijs op 2 juli 1947 de staten die de Marshallhulp wilden aanvaarden dat ze daardoor ‘onder curatele gesteld [zouden] worden en hun vroegere economische en nationale onafhankelijkheid [zouden] verliezen’.[2]

Zoals bekend grepen de Communisten ruim een half jaar later (in februari 1948) zelf de macht in het neutrale Tsjechoslowakije. De Koude Oorlog kwam nu echt op stoom, en in respons daarop leidden leidde Winston Churchill in mei van dat jaar het Congres van Den Haag (dat zou uitmonden in het Verdrag van Londen) waar de Raad van Europa werd opgericht: een intergouvernementele organisatie die vriendschappelijke samenwerking tussen soevereine staten moest faciliteren. Voor de Amerikanen was dit een teleurstelling. De Frans-Duitse verzoening die hier onder leiding van Churchill begon uit te groeien tot een pan-Europese beweging voor vrede en goed nabuurschap, leek in niets op de bestuurlijke topdown-structuur die nodig was om een oorlog centraal te kunnen voeren. Inderdaad: via de Raad van Europa kon je onmogelijk een militair of economisch conflict uitlokken of aansturen, en toen de Amerikanen zich realiseerden dat Churchill zich dus in het geheel niet voegde in hun plannen, besloten ze een nieuw initiatief op te zetten. In de zomer van 1948 zetten ze een organisatie op, genaamd The American Committee on United Europe (ACUE). Ogenschijnlijk was het een onschuldige non-profit organisatie, maar de leidende figuren erachter waren zonder uitzondering hoge CIA- of voormalige OSS-medewerkers: de voorzitter werd William Donovan, ex-hoofd van het Office of Strategic Services (OSS, een voorloper van de CIA); de vice-voorzitter werd Allen Dulles, tijdens de oorlog actief in de Amerikaanse geheime dienst en in 1953 benoemd tot opvolger van zijn broer John Foster Dulles als hoofd van de CIA; en de directeurspositie werd vergeven aan Thomas W. Braden, eveneens afkomstig van de OSS en vanaf 1950 werkzaam bij de CIA.

Het doel van de ACUE was om in het geheim steun en richting te geven aan veel verder reikende Europese integratie dan de intergouvernementele samenwerking waar Churchill op aanstuurde. Vrijwel onmiddellijk na oprichting van de ACUE werd op 26 oktober 1948 de ‘Europese Beweging’ opgericht. John McCloy, een hoge Amerikaanse diplomaat in bezet Duitsland, en Robert Murphy, Amerikaanse ambassadeur in België, gaven hun steun – en de ACUE zorgde voor de financiering.[3] Aangezien de Europese Beweging verder geen serieuze financiering ontving, was dit Amerikaanse geld in die eerste jaren van cruciaal belang (de Europese Beweging was zodoende een klassiek voorbeeld van een dekmantel-organisatie, zoals er de afgelopen vijfentwintig jaar talloze zijn opgezet in Midden- en Oost-Europa; ogenschijnlijk ideële denktanks die in feite gewoon de Amerikaanse geopolitiek behartigen).[4] De eerste Europese Gemeenschap, de EGKS, werd zoals bekend op 9 mei 1950 (één jaar en vier dagen na de oprichting van de Raad van Europa) ten doop gehouden. De organisatie voorzag in de oprichting van een centraal besluitvormingsorgaan, een soort Politburo, dat de productie van kolen en staal - de primaire productiemiddelen voor oorlogsvoering – zou beheersen: de zogeheten ‘Hoge Autoriteit’ (de directe voorloper van de huidige Europese Commissie). En inderdaad: in haar verticale opzet met een centraal gezag dat niet alleen de toegestane productie, maar ook de opbrengst, de prijs en de toepassing van (in dit geval) kolen en staal beheerste, was de EGKS een regelrechte kopie van het politiek-economisch bestuur van de USSR. 

Het is dan ook geen overdrijving te stellen dat het Europese project oorspronkelijk niets met ‘vrije markt’ of ‘vrijhandel’ te maken had (zoals men later abusievelijk is gaan betogen). Evenmin is het overdreven te stellen dat er in die beginjaren sprake was van een complot. Jean Monnet, de auteur van de Schuman-verklaring, heeft later bekendgemaakt dat slechts negen (!) mensen wisten van de plannen voordat Schuman deze aankondigde.[5] Leden van het Franse parlement, Franse ministeries, beoogde partners, zelfs de producenten van kolen en staal - letterlijk iedereen die er de gevolgen van zou ondervinden werd tot de laatste minuut in onwetendheid gelaten, ongetwijfeld uit angst voor tegenspraak. De Benelux en Italië werden pas op 8 mei 1950 geïnformeerd, tijdens een geheime vergadering in Parijs waarvan zelfs alle documenten werden vernietigd.[6] De Duitse bondskanselier Konrad Adenauer werd pas in de ochtend van 9 mei, enkele uren (!) voor het uitspreken van de verklaring, op de hoogte gesteld. Zoals Het Parool toentertijd terecht noteerde was het de bedoeling om een ‘psychologische schok’ teweeg te brengen en een fait accompli te creëren.[7] Het idee dat de eerste Europese Gemeenschap voortkwam uit een pan-Europees sentiment of zelfs maar uit overleg is dus ronduit een leugen.[8] Ook voor alle andere sleutelmomenten van het Europese project zou deze geheimzinnigheid kenmerkend blijven. Het weerspiegelt het niet-democratische, zelfs antidemocratische karakter van de hele onderneming die in eerste instantie dan ook vooral geleid werd door voormalig leden van ondergrondse verzetsbewegingen en medewerkers van geheime diensten; en die later werd toegejuicht door Maoïsten, maffiose politici en multinationals.

De gebeurtenissen volgden elkaar snel op. Ondanks het feit dat het Verenigd Koninkrijk de grootste producent was van kolen en staal, werd dat land uit de EGKS gehouden - voornamelijk vanwege de Britse weerzin tegen supranationaal gezag. Vervolgens neutraliseerde de VS de invloed van Churchill door zijn schoonzoon, Duncan Sandys, te ontslaan als hoofd van de Europese beweging. Twee maanden na de Schumanverklaring werd Sandys vervangen door Paul-Henri Spaak, een aartsfederalist die door de VS een jaar eerder nog was benaderd om directeur-generaal te worden van de Organisatie voor Economische Samenwerking in Europa (OESO). Later zou Spaak aantreden als Secretaris-Generaal van de NAVO. Joseph Retinger, Secretaris-Generaal van de Raad van Europa, vertelde Sandys dat hij af moest treden omdat ‘onze Amerikaanse vrienden het niet met je benadering eens zijn’.[9] Alsof hij het land bestuurde (wat in feite natuurlijk ook bijna zo was) vertelde ACUE-directeur Thomas Braden aan generaal Bedell Smith[10] dat het de taak van het nieuwe Belgische kabinet was (dat onder leiding stond van Georges-Louis Rebattet, die het Franse verzet vanaf 1943 had geleid en expert was in geheime operaties) om steun voor het Europees federalisme te fabriceren door ‘het starten van grootschalige propagandacampagnes in alle Europese landen.’[11] 

Specifiek tegen de USSR gerichte propaganda speelde inderdaad een grote rol in de nieuwe oorlogshandelingen waarvoor de Europese gemeenschappen werden opgericht. Dit is van cruciaal belang, omdat het verklaart hoe het onzinnige ‘vredesverhaal’ is ontstaan. De Cominform had op haar allereerste congres in 1947 besloten dat het begrip ‘vrede’ centraal zou komen te staan in de communistische propaganda.[12] Steeds duidelijker presenteerde de Sovjetunie zich als kampioen van de vrede tegenover een West-Europa dat juist leek te staan voor verdeeldheid en animositeit. Deze voorstelling van zaken vond wereldwijd gretig aftrek. Van 20 tot 23 april 1949 werd in Parijs bijvoorbeeld het zogeheten ‘Vredescongres’ gehouden (gefinancierd door de USSR en aan haar gelieerde partijen). Tweeduizend communistische afgevaardigden uit zeventig verschillende landen namen hieraan deel, en het werd (geheel in Sovjetstijl) afgesloten met een massabijeenkomst in een voetbalstadion. Zo trok het ‘inclusieve’ communistische vredesverhaal steeds meer aanhang in het Europa dat net Duitsland had verdeeld. Het Westen stond op achterstand en moest een manier vinden om de communisten te bestrijden. Dit is precies wat Schuman tegen Acheson zei tijdens hun ontmoeting in Parijs op 8 mei 1950, de dag voor de verklaring: ‘We moeten weerwerk bieden aan de krachtige Communistische vredespropaganda, want die begint gevaarlijk succesvol te worden in niet-Communistische landen.’[13] Het verklaart waarom de Schumanverklaring begint met een verhaal over ‘wereldvrede’ en waarom de EGKS, hoewel ontworpen voor oorlogsvoering, sindsdien altijd gepresenteerd werd als organisatie ter bevordering van de vrede: om de aantrekkingskracht van de USSR te ondermijnen.

De volgende stap was de volledige militaire integratie van West-Europa. Sinds de zomer van 1950 was de Korea-oorlog begonnen. Met steun van de Sovjetunie was Noord-Korea Zuid-Korea binnengevallen. De Amerikanen vreesden eenzelfde scenario tussen Oost- en West-Duitsland. De overgrote meerderheid van de Amerikaanse troepen was al sinds 1945 uit Europa vertrokken – met duizelingwekkende snelheid was het aantal manschappen afgenomen en na de oprichting van de NAVO in 1949 was dat aantal nog verder geslonken tot minder dan 100.000. Plotseling leek West-Europa erg kwetsbaar: en de enige oplossing die Dean Acheson, de Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken, zag was om opnieuw (en ditmaal permanent) ‘substantiële troepen in West-Europa te plaatsen om onderdeel te worden van een nieuw, overkoepelend defensiesysteem’ – Acheson omschreef dit als ‘een stap die we nooit eerder in onze geschiedenis hebben genomen’– en om dit te combineren met de herbewapening van Duitsland. In een gesprek dat Acheson in september 1950 voerde met de Britse Minister van Buitenlandse Zaken, Ernest Bevin, en de Franse Minister van Buitenlandse Zaken, Robert Schuman, eiste hij van zijn Franse en Britse collega’s een onmiddellijke reactie. 

Robert Schuman reageerde met de voor hem zo karakteristieke dubbelzinnigheid. Hij vertelde Acheson dat hij kon instemmen met de herbewapening van Duitsland, maar dat het plan geheim moest blijven, want: ‘een aankondiging van het besluit in deze zaak (om Duitse legereenheden op te richten, JL) zal enorme problemen geven in Frankrijk’.[15] Schumans oplossing was simpel: de herbewapening van Duitsland camoufleren als een nieuw op te richten ‘Europees’ leger. Op 8 oktober 1950, minder dan een maand later, presenteerde de Franse premier René Pleven zijn voorstel voor de Europese Defensiegemeenschap aan de Raad van Ministers - het Plan Pleven. En toen Pleven dit op 24 oktober 1950 aan de Franse Assemblée Nationale presenteerde, verklaarde hij onomwonden dat de Europese Defensiegemeenschap bedoeld was om tijdens de Koude Oorlog strijd te kunnen leveren en het neutrale West-Duitsland te betrekken bij de NAVO. Hij verhelderde zijn argumenten met pure Atlantische spierballentaal:

De lidstaten (van de NAVO, JL) hebben de noodzaak erkend om de Atlantische gemeenschap zo ver mogelijk richting het Oosten te verdedigen tegen iedere vorm van agressie. Ze hebben ermee ingestemd dat al hun troepen (…) onder de centrale aansturing van een enkel opperbevel moeten worden geplaatst. (…) Het leger van een Verenigd Europa, samengesteld uit soldaten van verschillende Europese landen, moet een complete fusie van menselijk en materieel kapitaal tot stand brengen die zodoende onder één centrale Europese politieke en militaire macht kan worden geplaatst.[16]

Met andere woorden: minder dan zes maanden na het besluit tot samenvoegen van de productie van kolen en staal (de grondstoffen voor oorlogvoering), werd de bundeling van de legers van de EGKS-landen aangekondigd. Toeval? Natuurlijk niet. De supranationale structuur van de EGKS was van begin af aan bedoeld om dit pad te effenen. Uiteindelijk hield het Franse parlement de vorming van zo’n Europees leger tegen (terwijl spontaan de Marseillaise werd ingezet). Daardoor is de Europese Defensiegemeenschap langzamerhand in de vergetelheid geraakt. Maar om de huidige Europese Unie te begrijpen is het essentieel om de oorsprong ervan helder voor ogen te houden: zij is er altijd op gericht geweest om West-Europa te bewapenen, onder centraal gezag te brengen en klaar te stomen voor oorlog. Zoals we vandaag de dag zien in de voorstellen voor een Europese grenspolitie en een Europese buitenlandpolitiek, zou de beslissing om een ogenschijnlijk onschuldige ‘interne markt’ op te zetten, en om Europese eenwording verder te bewerkstelligen via ‘handel’ en ‘open grenzen’, uiteindelijk uitmonden in precies hetzelfde als men eerder al in alle openheid wilde bereiken – namelijk: Europese politieke en militaire eenmaking. Nog altijd is de context van het Atlantische bondgenootschap van beslissend belang, en nog altijd duwen de Amerikanen ons steeds verder in die richting.


Door John Laughland

Vertaald en bewerkt door Thierry Baudet


Verwijzingen

  1. George Kennans beroemde Long Telegram, waarin hij de VS aanspoorde om de Sovjetunie te bestrijden, was een jaar eerder pas opgesteld (namelijk op 22 februari 1946). Washington handelde op basis van deze tekst.

  2. Department of State (Ed.), A Decade of American Foreign Policy, Basic Documents 1941-1949. Washington: Department of State Printing Office, 1985. p. 969 (ISBN 0403000084) p. 807-809.

  3. Zowel McCloy als Murphy hadden toegang tot de zogeheten ‘counterpart funds’ van het Marshallplan. Voor meer informatie over ‘counterpart funds’ en hun gebruik voor Koude Oorlog propaganda, zie: Armin GRÜNBACHER, Cold-War Economics: the use of Marshall Plan Counterpart Funds in Germany 1948-1960, Central European History 45 (2012) pp. 697-716.

  4. In de periode van 1948 tot 1960 investeerde zij meer dan 3 miljoen dollar in verschillende Europese groeperingen om invloed uit te oefenen tijdens de verschillende fases van de Europese eenwording, van de aankondiging van het Schuman plan op 9 mei 1950 tot en met de oprichting van de EEG in 1957/1958. Richard J. ALDRICH, OSS, CIA and European Unity: the American Committee on United Europe, 1948 - 1960, Diplomacy & Statecraft, Vol. 8, No. 1 (Maart 1997), pp. 184 – 227.

  5. Jean MONNET, Mémoires, (Parijs: Fayard, 1976), zie www.cvce.eu, Extrait de mémoires de Jean Monnet sur le secret entourant le projet français de Communauté européenne du charbon et de l'acier.

  6. La discretion nécessaire, ongedateerd document zonder bron, www.cvce.eu.

  7. Franse plan veroorzaakte psychologische schok, Het Parool, 13 Mei 1950, p. 3.

  8. Interessant is dat één niet-Europeaan op de hoogte was van Schumans geheim: Dean Acheson. De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken bezocht Parijs op 8 mei 1950 en sprak direct zijn steun uit toen Schuman hem zijn plannen vertelde. De Amerikanen wisten dus eerder van de EGKS dan de Duitsers.

  9. Brief van Retinger aan Sandys, 31 Maart 1950, quote uit Aldrich, OSS, CIA and European Unity, p. 197: ‘our American friends do not agree with your tactics.’

  10. Generaal Bedell Smith was directeur van de CIA van 1950 tot 1953.

  11. Vertrouwelijk memorandum van Thomas Braden aan Walter Bedell Smith, 27 juni 1950. Aldrich, p.198: ‘the initiation of major propaganda campaigns in all European countries.’

  12. Gerhard WETTIG, Stalin and the Cold War in Europe, The Emergence and Development of East-West Conflict 1939 - 1953 (Lanham: Rowman and Littlefield, 2008), p. 197.

  13. US State Department, Office of the Historian, Foreign Relations of the United States, Western Europe, Volume III, p. 1008 (Telegram from the Secretary of State to the Acting Secretary of State, Paris, May 8, 1950).

  14. De gesprekken begonnen op 12 september 1950 en ze waren, zoals een historicus ze omschreef, van ‘extraordinary importance’: Marc TRACHTENBERG and Christopher GEHRZ, America, Europe, and German Rearmament, August-September 1950: A Critique of a Myth, Journal of European Integration History, Vol. 6, No. 2, December 2000. Trachtenberg hergebruikt deze tekst in boeken als The Cold War and After (2012) en Between Empire and Alliance (2003). De citaten zijn terug te vinden in: US State Department, Office of the Historian, Foreign Relations of the United States, Western Europe, Volume III, p. 1208 (Second Meeting of the Foreign Ministers, September 13, 1950), United States Delegation Minutes, First Meeting of the Foreign Ministers, New York, Waldorf Astoria, September 12, 1950, 3 pm, in Foreign Relations of the United States, 1950, Western Europe, Volume III, blz. 1192. Uiteindelijk leidde het nieuwe beleid tot een explosieve stijging van het aantal in Europa aanwezige militairen. Tegen de tijd dat West-Duitsland zich in 1955 aansloot bij de NAVO waren er 350.000 Amerikaanse militairen in Europa. US Military Presence in Europe, 1945 - 2016, document gepubliceerd door het US European Command, 26 May 2016, www.eucom.mil/doc/35220/u-s-forces-in-europe.

  15. Minutes of a Private Conference of the French, British and United States Foreign Ministers and Their High Commissioners for Germany, Foreign Relations of the United States 1950, Volume III, p. 299 ‘An announcement now of the decision on this matter (the establishment of German army units) would cause the gravest difficulty in France”.

  16. Het oorspronkelijke citaat: ‘The associated nations (of NATO) have recognized the need to defend the Atlantic community against any possible aggression, on a line situated as far to the East as possible. They have agreed that all those forces, irrespective of their nationality, should the placed under the command of a single Commander-in-Chief... The army of a united Europe, composed of men coming from different European countries, must, so far as is possible, achieve a complete fusion of the human and material elements which make it up under a single European political and military authority.’