menu

Hiddema: waarom doet Grapperhaus niets tegen haatimam?

Hiddema: waarom doet Grapperhaus niets tegen haatimam?

De aanpak door Justitie van mogelijk haatzaaiende burgers mbv artikel 137d WvSr heeft afzichtelijke vormen aangenomen:

  1. Aanschouw de ervaringen van de brave heer Wilders als gevolg van een verbaal ballorig moment waarbij hij riep: “minder of meer”:

  2. Het land in rep en roer, honderden aangevers, ambtsdragers voorop, in colones naar tot in de late uren geopende politiebureaus,
    allen hunkerend naar de bestraffende werking van artikel 137d, inmiddels twee helse strafprocessen zijn hem ten deel gevallen.

  3. Ook de regering laat haar tanden zien:

    • De strafmaat van artikel 137d wordt verdubbeld naar twee jaar gevangenisstraf
    • (Weliswaar pure symboolpolitiek; geen rechter zit hierom verlegen, nog nooit heeft een verdachte ooit een dag gezeten voor dit delict)

  4. De strafmaat van artikel 137d wordt verdubbeld naar twee jaar gevangenisstraf
  5. (Weliswaar pure symboolpolitiek; geen rechter zit hierom verlegen, nog nooit heeft een verdachte ooit een dag gezeten voor dit delict)

  6. Echter de politiek laat weten: “haatzaaiers zullen ervan lusten”, “met artikel 137d valt niet te spotten”

In dit klimaat verschijnt dan de imam Fawaz Jneid: niet in een bovenzaaltje van een Haags cafe te midden van wetsgetrouw publiek, maar vanaf zijn preekstoel richt hij zich tot zijn toch al naar geloofshysterie neigende volgelingen: “Aboutaleb is een vijand van de moslims en voert een jihad tegen de moslims.”

Een tekst uit de mond van een prediker die zijn verwensingen graag, met wellust zelfs, overgiet met een sadistisch sausje:

Over Theo van Gogh:

“O God, bezorg van Gogh een ziekte die door alle bewoners van de aarde nooit kan worden genezen.”

Over Hirsi Ali:

“O God, verblind het zicht van Ayaan Hirsi Ali.”

“O God, verblind haar zicht.”

“O God, bezorg haar hersenen een kanker.”

“O God, bezorg haar een tongkanker.”

Nou zou je denken indachtig hoe artikel 137d door rechters en regering op scherp is gesteld: 

“Nou imam, dit gaat je zuur opbreken, jouw bloeddorstige teksten ooit, in combinatie met de gevaarzettende uitspraken van nu, die komen jou duur te staan. 137d laat niet met zich spotten." Dit is andere koek dan wat roepen over ‘meer of minder’

En wat nu?

Zodra de imam in het blikveld verschijnt van het vers opgepimpte 137d komt daar de minister en verklaart de werking ervan als krachteloos.

De minister koestert weliswaar 137d, verafschuwt de uitlatingen van de imam (“walgelijk”), maar staat - zegt hij - met lege handen: 137 Sr kan hem spijtig genoeg niet helpen.

Welnu, vanaf deze plek alsnog een hoopgevend bericht voor de minister: 

hij kan de door hem toch wel gewenste bestraffing van de imam met behulp van 137d wel degelijk bewerkstelligen.

Hij heeft zich in zijn juridische beschouwingen over de vermeend tekortschietende werking van 137d richting de imam onvoldoende gerealiseerd hoezeer dit artikel hem kan tegemoetkomen.

Zijn brief aan de kamer van 28 mei 2018 getuigt van een te schroomvallige bejegening van dit wetsartikel. Artikel 137d is tot ruimere dienstverlening jegens hem in staat dan de minister in zijn bescheiden tegemoettreding van het artikel kennelijk passend vindt om te vragen.

De minister heeft, zo blijkt uit zijn brief, het domein van 137d, hand in hand vergezeld door het OM, te omzichtig benaderd.

Het OM heeft daar aanbeland verzuimd een drietal terechte argumenten over de schutting te gooien.

Argument 1

De imam heeft niet slechts een bepaald mens als doelwit gekozen (zoals de minister schrijft), maar wel degelijk zijn haat ook laten afstralen op de Partij van de Arbeid en de groep mensen waartoe zij behoren.

De imam beschrijft deze groep als: “Vijand van de moslims [oftewel afvalligen]” en “zij die moslims bestrijden.”

Argument 2

De juiste context waarin de uitlatingen bezien moeten worden.

Daarbij hoort dan zeker ook, wat de minister niet noemt, de omstandigheid dat deze imam heeft te gelden als een geheide recidivist.

Hij heeft Theo van Gogh en Ayaan Hirsi Ali al een sinistere hellevaart toebedacht.

Argument 3

De krachtige werking bij de bewijsvoering ex art 137d van de bewijsgrond geheten “feit van algemene bekendheid.”

Als zodanig feit kan hier gelden dat de achterban van de imam vanwege specifieke daar nogal eens opspelende religieuze sentimenten zich snel verplicht acht om tot geweldpleging over te gaan.

Als artikel 137d de minister en het OM vanuit zijn woonstede had gadegeslagen en deze drie bakstenen in zijn tuin had aangetroffen was hij briesend richting imam vertrokken.

De conclusie is: de minister heeft te voorbarig geoordeeld dat de uitlatingen van de imam niet als haatzaaiend gekwalificeerd kunnen worden.

De vraag is: is de minister bereid een volledige contextuele toetsing toe te passen bij de beoordeling van de uitlatingen van de imam? Inclusief daarbij dus diens reputatie als bewezen recidivist en de extra gevaarzetting die uitgaat van zijn uitspraken als gevolg van de religieus getinte en naar geweld neigende reacties van zijn volgelingen, in het bijzonder als een moslimburgemeester en partijgenoten worden beschuldigd van afvalligheid en het voeren van een jihad tegen de islam.

De vraag is dus ook: vindt de minister niet toch ook dat hier ten minste sprake is van een impliciete oproep tot het plegen van strafbare feiten (“eigenrichting”, zoals de NCTV het noemt)?